Onbekende risico’s: Campylobacter versus Salmonella
Iedereen is wel bekend met Salmonella als belangrijke voedselpathogeen in kippenvlees. Vaak zijn consumenten, maar ook dierenartsen, minder bekend met het verre neefje, Campylobacter. Verrassend, aangezien de prevalente van het geregistreerde humane campylobacteriose-gevallen in werkelijkheid meer dan dubbel zo hoog ligt als humane salmonellose-gevallen.
Omvang van de dreiging
In 2022 werden 137.107 gevallen geregistreerd door EFSA, waarbij Campylobacter de belangrijkste oorzaak is van humane gastro-enteritis en bijgevolg één van de belangrijkste zoönoses. Het werkelijk aantal zou echter nog veel hoger liggen. Voor elk geregistreerd geval zouden naar schatting rond de 46,6 niet-geregistreerde gevallen zijn (Havelaar et al., 2013), wat het werkelijk aantal in de EU op ongeveer 6,4 miljoen per jaar brengt!
De symptomen zijn gelijkaardig als bij salmonellose, namelijk diarree, buikkrampen, misselijkheid en braken. Meestal zijn deze symptomen zelflimiterend en zijn na 7 dagen de meeste symptomen verdwenen. Echter, in zeldzame gevallen kan campylobacteriosis tot ernstige complicaties leiden zoals de auto-immuunziekte Guillain-Barré. Dit brengt natuurlijk enorme maatschappelijke kosten met zich mee, welke geschat worden op € 2,4 miljard per jaar (EFSA, 2014)!
Bronnen van besmetting
Cijfers om van te duizelen; maar waar komen al die gevallen nu vandaan? De belangrijkste bron is de consumptie van pluimveevlees, verantwoordelijk voor 50-70% van alle humane besmettingen (Seliwiorstow et al., 2015). De twee belangrijkste boosdoeners hierbij zijn Campylobacter jejuni en Campylobacter coli. Deze zijn verantwoordelijke voor respectievelijk 88% en 10% van de gevallen (ECDC, 2022).
Een van de redenen waarom Campylobacter minder bekend is bij het grote publiek dan Salmonella, is dat Campylobacter zeer specifieke omstandigheden nodig heeft om te groeien. Hierdoor vermenigvuldigt Campylobacter zich niet op kippenvlees. Dit betekent dat het minder snel in verband wordt gebracht met uitbraken en vaker voorkomt in geïsoleerde gevallen. Hierdoor is Campylobacter minder nieuwswaardig en dus minder bekend bij het brede publiek.
Besmettingsroutes en verspreiding
In België blijken 35-70% en in Nederland 20-50% van de vleeskippen besmet te zijn met Campylobacter op slachtleeftijd. De bacterie behoort tot de normale microflora in de darmen en gedraagt zich als een commensaal, waarbij deze zich vooral thuis voelt in de blindedarm. Over het algemeen wordt aangenomen dat deze kiem niet schadelijk is voor kippen, hoewel er recent ook onderzoeken zijn die aantonen dat Campylobacter kan leiden tot een verhoogde voederconversie, nattere mest en pododermatitis (Humphrey et al., 2014).
Kippen kunnen op allerlei manieren besmet worden (bijv. vliegen, besmet water in de buurt van de stallen en andere boerderijdieren) en dit gebeurt bijna uitsluitend door orale opname. In de blindedarm kan Campylobacter binnen 24 uur een gigantische aantal bereiken, van 107 tot 109 per gram, waarna deze via de blindedarm-ontlasting wordt uitgescheiden in de omgeving. Met zulke hoge aantallen verspreidt de kiem zich natuurlijk razendsnel in de stal en binnen 6 dagen kan een hele stal van 30.000 vleeskuikens besmet worden (van Gerwe et al., 2005).
Merkwaardig genoeg lijkt Campylobacter de eerste 2-3 weken amper voor te komen bij vleeskippen (Newell and Fearnley, 2003). Hier zijn verschillende redenen voor, zoals:
- verhoogde biosecurity bij jongere kuikens;
- een immature microflora in de darm;
- de aanwezigheid van maternale antistoffen, die worden doorgegeven van moederdier op kuiken (Sahin et al., 2003; Cawthraw and Newell, 2010; Haems et al., 2024).
De meeste besmettingen lijken voornamelijk plaats te vinden op het einde van de ronde en dan vooral na het uitladen (Hertogs et al., 2021): enkele dagen voor de meeste dieren naar de slacht gaan, wordt er al een deel van de dieren opgehaald om zo meer plaats te creëren en het oppervlak efficiënter te gebruiken. Kratten afkomstig uit het slachthuis om de dieren te transporteren zijn echter vaak niet genoeg ontsmet en op het oppervlak zijn vaak nog significante Camplobacter-aantallen aanwezig uit de vorige batch. Het binnenbrengen van deze kratten in de stal zorgt ervoor dat een groot deel van de achtergebleven dieren besmet kan worden met Campylobacter.
Eénmaal in het slachthuis kan het scheuren van de blindedarm (door bijv. verkeerde afgestelde apparatuur) tijdens de evisceratie het karkas van een kip massaal besmetten, welke op zijn beurt verschillende andere karkassen kan besmetten via kruiscontaminatie.
Hoe kan dit voorkomen worden?
Er wordt al decennia lang onderzoek gedaan naar de bestrijding van Campylobacter, maar tot zover maar met beperkt succes. Voorbeelden van geteste bestrijdingsmiddelen zijn organische zuren, bacteriofagen, probiotica, prebiotica en vaccinaties. Deze bleken na verschillende experimentele studies toch onvoldoende te werken of waren niet toepasbaar in de praktijk. Ook antibioticabehandeling is geen optie, gezien de hoge antimicrobiële resistentie terwijl men deze middelen wil voorbehouden voor het behandelen van humane campylobacteriose-gevallen.
Een geïntegreerde aanpak op 3 niveaus (primair, slachthuis en consument) is nodig om het risico op Campylobacter-besmetting zoveel mogelijk te beperken.
- Door striktere biosecurity-maatregelen in de pluimveestal zou de prevalentie op slachtleeftijd al met 50% kunnen worden verminderd (Newell et al., 2011).
- In het slachthuis is sinds 2018 het proces hygiëne criterium geïmplementeerd (EU 2017/1495). Hierbij is het verplicht om in elk slachthuis op wekelijkse basis routinematig 5 monsters van nekhuid te verzamelen. Als gedurende een periode van 10 weken meer dan 15 nekhuidmonsters >1000 kolonie vormende eenheden per gram Campylobacter bevatten, is het slachthuis verplicht corrigerende maatregelen te nemen om het aantal besmette karkassen te verminderen.
- Tenslotte kunnen, wanneer het besmette kippenvlees uiteindelijk in de keuken van de consument belandt, hygiënische maatregelen worden genomen om besmetting te voorkomen, bijv. het grondig bakken van pluimvee-vlees. Dit is vooral belangrijk wanneer hele gevogeltekarkassen worden bereid of in het geval van gehakt vlees, wanneer Campylobacter niet alleen aanwezig is aan de oppervlakte. Ook wordt aanbevolen om de handen te wassen na het aanraken van producten die rauw pluimveevlees bevatten. Snijplanken kunnen dienen als potentiële dragers voor de kruisbesmetting van pathogenen van kip naar andere oppervlakken. Het is dus belangrijk om keukenoppervlakken en/of keukengerei goed te reinigen of te vervangen na gebruik bij het werken met kippenvlees.
Referenties
Cawthraw, S.A., and D.G. Newell. 2010. Investigation of the presence and protective 13 effects of maternal antibodies against Campylobacter jejuni in chickens. Avian Dis. 54:86-93.
EFSA. 2014. EFSA explains zoonotic diseases: Campylobacter.
EFSA. 2023. The European Union One Health 2022 Zoonoses Report. EFSA J. 21(12):e8842.
European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). 2022a. Campylobacteriosis. In: ECDC. Annual Epidemiological Report for 2021. Stockholm (SE): ECDC.
Haems, K., D. Strubbe, N. Van Rysselberghe, G. Rasschaert, A. Martel, F. Pasmans, and A. Garmyn. 2024. Role of Maternal Antibodies in the Protection of Broiler Chicks against Campylobacter Colonization in the First Weeks of Life. Animals (Basel) 4(9):1291.
Havelaar, A.H., S. Ivarsson, M. Lofdahl, and M.J. Nauta. 2013. Estimating the true incidence of campylobacteriosis and salmonellosis in the European Union, Epidemiol. Infect. 141:293-302.
Hertogs, K., M. Heyndrickx, P. Gelaude, L. De Zutter, J. Dewulf, and G. Rasschaert. 2021a. The effect of partial depopulation on Campylobacter introduction in broiler houses. Poult. Sci. 100(2):1076-1082.
Humphrey S, Chaloner G, Kemmett K, Davidson N, Williams N, Kipar A, Humphrey T, Wigley P. 2014. Campylobacter jejuni is not merely a commensal in commercial broiler chickens and affects bird welfare. mBio. ;5(4):e01364-14.
Newell, D.G and C. Fearnley. 2003. Sources of campylobacter colonization in broiler chickens. Appl. Environ. Microbiol. 69:4343–4351.
Newell D.G., K.T. Elvers, D. Dopfer, I. Hansson, P. Jones, S. James, J. Gittins, N.J. Stern, R. Davies, I. Connerton, D. Pearson, G. Salvat, and V.M. Allen. 2011. Biosecurity-based interventions and strategies to reduce Campylobacter spp. on poultry farms. Appl. Environ. Microbiol. 77:8605–8614.
Sahin, O., N. Luo, S. Huang, and Q. Zhang. 2003. Effect of Campylobacter-specific maternal antibodies on Campylobacter jejuni colonization in young chickens. Appl. Environ. Microbiol. 69(9):5372-9.
Van Gerwe, T.J., A. Bouma, W.F. Jacobs-Reitsma, J. van den Broek, D. Klinkenberg, J.A. Stegeman, and J.A. Heesterbeek. 2005. Quantifying transmission of Campylobacter spp. among broilers. Appl. Environ. Microbiol. 71(10):5765-70.
Bron afbeelding: https://marlerclark.com/foodborne-illnesses/campylobacter/about-campylobacter