Cet article n’est pas actuellement disponible en français. / This article is not currently available in French.

Urolithiase (urinewegstenen) is een aandoening die vooral bij stierkalveren optreedt. Het gebruik van ammoniumchloride kan de pH van de urine verlagen waardoor de kans op urolithiase afneemt. Hieronder volgt meer informatie over deze aandoening en de werking van ammoniumchloride.

waarom-het-verzuren-van-de-urine-van-kalveren-zinvol-kan-zijn

Urolithiase

Urolithiase is het voorkomen van stenen in de urinewegen. Predisponerende factoren zijn een hoge concentratie mineralen in de urine en sterk geconcentreerde urine. De pH van de urine speelt echter ook een rol, omdat de oplosbaarheid van mineralen in de urine hiervan afhankelijk is.

Stenen in de urinewegen worden vooral gevonden bij stierkalveren in de leeftijd van drie tot vijf maanden. Stiertjes hebben een groter risico op het ontwikkelen van deze aandoening door de lange en smalle urethra en de aanwezigheid van de flexura sigmoidae. Dit is een S-vormige bocht in de urethra. De risicoperiode op de leeftijd van drie tot vijf maanden kan verklaard worden door de voerverandering die op deze leeftijd optreedt. Omdat de kalveren geen melk meer krijgen zijn ze afhankelijk van water voor hun vochtopname. Veel kalveren drinken in eerste instantie onvoldoende, waardoor de urine geconcentreerder wordt. Daarnaast bevat het krachtvoer dat de kalveren krijgen een hoge concentratie aan graan. Dit kan leiden tot een alkalisatie van de urine. Deze alkalisatie zorgt voor een verminderde oplosbaarheid van de mineralen in de urine. Tot slot speelt ook de verhouding van calcium en fosfor in het voer een rol. Een lage Ca/P verhouding (lager dan 2/1), zoals die vaak gevonden wordt in krachtvoer, zorgt voor een verhoogde uitscheiding van fosfor in de urine. Fosfor is een belangrijke component van struvietstenen [1].

Een andere predisponerende factor voor het optreden van urolithiase is het optreden van urineweginfecties. Tijdens een infectie van de urinewegen kan de pH van de urine ook verhoogd zijn. Daarnaast kunnen er eiwitten en cellulair materiaal in de urine voorkomen, welke kunnen precipiteren met mineralen in de urine.

Wanneer de diagnose urolithiase is gesteld, is de prognose voor het individuele dier vaak slecht. Slechts een vierde van de dieren zal van deze aandoening herstellen [1]. Daarnaast is bij schapen aangetoond dat urolithiase ook subklinisch kan voorkomen. Ondanks het feit dat er geen verschijnselen gevonden werden bij deze dieren kon de preventie van urolithiase er toch voor zorgen dat de groei verbeterde [2]. Het is dus belangrijk om deze aandoening te voorkomen!

Preventie van urolithiase

Een van de meest bekende methoden voor het voorkomen van urolithiase bij herkauwers is het verzuren van de urine. Door het verzuren van de urine neemt de oplosbaarheid van mineralen toe, waardoor de kans op het ontstaan van stenen afneemt. Ammoniumchloride is een potente urineverzuurder en het toevoegen van ammoniumchloride aan het voer van rundvee [3-10], of lammeren [2, 11-13] zorgt voor een daling van de pH van de urine.

Wat is het werkingsmechanisme?

De kation-anion balans in een rantsoen wordt bepaald door de belangrijkste kationen Na+ en K+ en de belangrijkste anionen Cl en S. Deze kation-anion balans heeft effect op de pH van de urine. Wanneer belangrijke anionen zoals Cl in ammoniumchloride aan het rantsoen toegevoegd worden zal ter compensatie de concentratie H+ ionen in de extracellulaire vloeistof toenemen en zal er een metabole acidose ontstaan [1]. Deze acidose kan volledig gecompenseerd worden, maar het leidt wel tot een verhoogde uitscheiding van waterstofatomen in de urine, waardoor de urine-pH daalt [1].

De pH waarbij neerslag van stenen optreedt, is afhankelijk van de samenstelling van de stenen die problemen veroorzaken. De meest voorkomende urinewegsteen bij dieren in Europa is struviet (magnesiumammoniumfosfaat). Deze stenen ontstaan bij een pH tussen 7,2 en 8,8. De oplosbaarheid neemt toe bij een pH van 6,5 of lager. Andere veel voorkomende stenen bestaan uit calciumfosfaat of calciumoxalaat. Deze stenen slaan neer bij een pH van 6,6-7,8.
Ook de oplosbaarheid van stenen die gebaseerd zijn op fosfaat kan verbeterd worden met het gebruik van ammoniumchloride [5, 7, 14]. Tot slot kan ammoniumchloride ook gebruikt worden om problemen door silicastenen te voorkomen. Urolithiase met deze oorzaak wordt echter voornamelijk gevonden in specifieke delen van de USA [6, 12, 15].

Het gebruik van ammoniumchloride in een hoeveelheid van 5 tot 10 gram per 100 kg lichaamsgewicht zorgt voor een daling van de pH van de urine binnen 24 uur. Vanaf dag twee is deze daling significant. De pH die uiteindelijk wordt bereikt is lager dan zes, wat betekent dat de oplosbaarheid van zowel struviet, calciumfosfaat als calciumoxalaat zal toenemen [1].

Ammo-Mix AD

De toelating van ammoniumchloride is gewijzigd, waardoor het gebruik van de pure stof niet is toegestaan. Omdat ammoniumchloride wel verwerkt mag worden in een (aanvullend) diervoeder heeft Dopharma het EviBaN® productassortiment uitgebreid Ammo-mix AD 5 kg.

Ammo-mix AD is een aanvullend diervoeder dat toegepast kan worden bij rundvee, schapen en geiten. Ammo-Mix AD wordt geproduceerd onder GMP+ voorwaarden. Het bevat een hoge concentratie aan ammoniumchloride, maar bevat ook vitamine C en smaakstoffen voor een goede opname. Ammoniumchloride kan bijdragen aan de verzuring van de urine van herkauwers. Het praktische belang hiervan is hierboven toegelicht. Daarnaast beïnvloedt ammoniumchloride het calciummetabolisme van melkkoeien. Het calciummetabolisme speelt een belangrijke rol in de preventie van melkziekte. Meer over dit onderwerp vind u in het artikel over melkziekte bij rundvee.

Referenties

  1. Valckenier, D., Urolithiasis bij kalveren: voorkomen, risicofactoren en effect van supplementatie met ammoniumchloride en natriumchloride op deurinaire pH en dichtheid., in Faculty of veterinary medicine. 2011, University of Gent.
  2. Barlet, J.P., et al., L’urolithiase ovine effects d’un phosphonate de sodium et du chlorure d’ammonium. Ann. Biol. anim. Bioch. Biophys., 1973. 13(4): p. 627-641.
  3. Commission, T.E., Commission implementing regulation (EU) No 725/2013 of 26 July 2013 concerning the authorisation of ammonium chloride as a feed additive for ruminants, cats and dogs (holder of the authorisation BASF SE).T.E. Commission, Editor. 2013.
  4. Abu Damir, H., et al., The effects of feeding diets containing either NaHCO3 or NH4Cl on indices of bone formation and resorption and on mineral balance in the lamb. Exp Physiol, 1991. 76(5): p. 725-32.
  5. Bushman, D.H., L.B. Embry, and R.J. Emerick, Efficacy of various chlorides and calcium carbonate in the prevention of urinary calculi. J Anim Sci, 1967. 26(5): p. 1199-204.
  6. Crookshank, H.R., et al., Effect of Chemical and Enzymatic Agents on the Formation of Urinary Calculi in Fattening Steers. J. Anim. Sci., 1960. 19(2): p. 595-600.
  7. Bushman, D.H., R.J. Emerick, and L.B. Embry, Effect of various chlorides and calcium carbonate on calcium, phosphorus, sodium, potassium and chloride balance and their relationship to urinary calculi in lambs. J Anim Sci, 1968. 27(2): p. 490-6.
  8. Goff, J.P., R. Ruiz, and R.L. Horst, Relative acidifying activity of anionic salts commonly used to prevent milk fever. J Dairy Sci, 2004. 87(5): p. 1245-55.
  9. Mellau, L.S., et al., Effect of anionic salt and highly fermentable carbohydrate supplementations on urine pH and on experimentally induced hypocalcaemia in cows. Acta Vet Scand, 2004. 45(3-4): p. 139-47.
  10. Radostits, O.M., et al., Urolithiasis in ruminants, in Veterinary medicine – A textbook of the diseases of cattle, horses, sheep, pigs and goats, O.M. Radostits, Editor. 2007, Saunders Elsevier: Spain. p. 565-570.
  11. Commission, T.E., Commission implementing regulation (EU) No 832/2012 of 17 September 2012 concerning the authorisation of a preparation of ammonium chloride as a feed additive for lambs for fattening (holder of authorisation Latochema Co. Ltd), T.E. Commission, Editor. 2012.
  12. Stewart, S.R., R.J. Emerick, and R.H. Pritchard, Effects of dietary ammonium chloride and variations in calcium to phosphorus ratio on silica urolithiasis in sheep. J Anim Sci, 1991. 69(5): p. 2225-9.
  13. Mavangira, V., J.M. Cornish, and J.A. Angelos, Effect of ammonium chloride supplementation on urine pH and urinary fractional excretion of electrolytes in goats [Abstract]. J Am Vet Med Assoc, 2010. 237(11): p. 1299-304.
  14. Kvasnicka, B., Urinary Calculi in Beef cattle, in Beef cattle handbook. Iowa State University: Iowa. p. BCH-3520.
  15. Crookshank, H.R., Effect of ammonium salts on the production of ovine urinary calculi. J Anim Sci, 1970. 30(6): p. 1002-4.