Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is
Daar de intraveneuze toedieningsweg risico’s voor cardiorespiratoire shock inhoudt, dient deze enkel aangewend te worden bij de behandeling van acute infecties die een snelle behandeling vereisen. Het risico inzake het optreden van deze ongewenste effecten is groter in bijzondere klimatologische omstandigheden van hoge temperatuur en hoge luchtvochtigheid.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
Selectie van resistentie evolueert bij sommige micro-organismes. Het is aanbevolen om een antibiogram te maken vooraleer het product te gebruiken. Indien zich een allergische reactie voordoet moet de behandeling gestaakt worden.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient
In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen.
Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg
Niet gebruiken tijdens dracht.
Interacties met andere geneesmiddelen (en andere vormen van interactie)
Niet gelijktijdig toedienen met middelen die werken op het levermetabolisme of de bloedvorming.
Een overmaat aan PABA in necrotische weefsels kan de werking van de combinatie beïnvloeden.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)
De normale dosering voor parenteraal gebruik is 10 – 20 mg sulfadoxine en 2 – 4 mg trimethoprim per kg lichaamsgewicht, waar de zwakste LD50 in de meest gevoelige testdiersoort (muis) 2 900 mg sulfadoxine per kg lichaamsgewicht bedraagt na subcutane en intraperitoneale toediening en 200 mg trimethoprim per kg lichaamsgewicht bedraagt na intraveneuze toediening.