Informatie voor correcte toepassing van het product
Het diergeneesmiddel kan direct aan het drinkwater worden toegevoegd om een therapeutische oplossing in de berekende concentratie te bereiden, maar kan ook worden gebruikt in een geconcentreerde vooroplossing door toevoeging van 200 ml van het diergeneesmiddel per liter water en deze verder door te verdunnen.
Op basis van de aanbevolen dosis, dagelijkse waterinname en het aantal en het gewicht van de te behandelen dieren kan de juiste dagelijkse hoeveelheid diergeneesmiddel worden berekend aan de hand van de volgende formule:
(…ml product/kg lichaamsgewicht/dag X gemiddeld lichaamsgewicht (kg) van de te behandelen dieren) / (gemiddelde dagelijkse waterconsumptie (liter) per dier)
= …ml product per liter drinkwater
Lichaamsgewicht en waterconsumptie moeten zo nauwkeurig mogelijk worden bepaald om te zorgen voor toediening van de juiste dosis. De dagelijkse hoeveelheid moet zo aan het drinkwater worden toegevoegd dat alle medicatie geconsumeerd wordt in 24 uur. Gemedicineerd drinkwater en vooroplossingen dienen elke 24 uur vers te worden bereid. Tijdens de behandelperiode dienen dieren geen toegang te hebben tot andere waterbronnen dan het gemedicineerde drinkwater. Er moet echter voor worden gezorgd dat de dieren altijd voldoende water tot hun beschikking hebben. Na het einde van de medicatieperiode moet het toevoersysteem grondig gereinigd worden om inname van subtherapeutische hoeveelheden van de werkzame stof te voorkomen.
De opname van gemedicineerd drinkwater is afhankelijk van de klinische conditie van de dieren. Teneinde een juiste dosering te verkrijgen, dient de concentratie van het diergeneesmiddel in het drinkwater dienovereenkomstig te worden aangepast.
Speciale waarschuwingen voor elke diersoort waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is
Ernstig zieke dieren kunnen een verminderde eetlust en waterconsumptie hebben. Indien nodig dient de concentratie van het diergeneesmiddel in het drinkwater te worden aangepast om er zeker van te zijn dat de aanbevolen dosering wordt opgenomen. Wanneer de concentratie van het diergeneesmiddel echter te veel toeneemt, vermindert de drinkwaterinname om smaakredenen. Daarom dient de waterinname regelmatig te worden gecontroleerd, vooral in vleeskuikens. In geval van onvoldoende opname dienen varkens parenteraal te worden behandeld.
Speciale voorzorgsmaatregelen voor gebruik bij dieren
Als gevolg van een waarschijnlijke variatie (in de loop van de tijd of geografisch gezien) in de gevoeligheid van bacteriën voor gepotentieerde sulfonamiden, kan het optreden van resistentie van bacteriën van land tot land en zelfs van bedrijf tot bedrijf variëren en daarom worden bacteriologisch onderzoek en gevoeligheidstesten aanbevolen. Het gebruik van het diergeneesmiddel moet gebaseerd zijn op identificatie en gevoeligheidstesten van de doelpathogeen(en). Als dit niet mogelijk is, dient de behandeling gebaseerd te zijn op lokale (regionaal/bedrijfsniveau) epidemiologische informatie over de gevoeligheid van de betreffende bacteriën. Wanneer het diergeneesmiddel anders wordt gebruikt dan aangegeven in de SPC kan dit het aantal bacteriën dat resistent is tegen sulfamethoxazol en trimethoprim verhogen en de effectiviteit van behandeling met combinaties van trimethoprim en andere sulfonamiden verminderen vanwege de mogelijkheid van kruisresistentie. Wanneer het diergeneesmiddel wordt gebruikt dient rekening gehouden te worden met het officiële, nationale en regionale beleid ten aanzien van antimicrobiële middelen.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient
Sulfonamiden kunnen overgevoeligheid (allergie) veroorzaken na injectie, inademing, inslikken of huidcontact. Overgevoeligheid voor sulfonamiden kan leiden tot kruisreacties met andere antibiotica. Allergische reacties op deze stoffen kan soms ernstig zijn.
Personen met een bekende overgevoeligheid voor sulfonamiden moeten contact met het diergeneesmiddel vermijden.
Als u symptomen ontwikkelt na blootstelling, zoals huidirritatie, dient u een arts te raadplegen en deze waarschuwing te tonen.
Dit diergeneesmiddel kan irritatie van de huid en luchtwegen en oogbeschadiging veroorzaken. Bij het hanteren van het diergeneesmiddel moeten ondoordringbare handschoenen, b.v. van rubber of latex, en een beschermingsbril worden gedragen.
Vermijd inademing. Was de handen en blootgestelde huid direct na hanteren van het diergeneesmiddel.
In het geval van contact met de ogen, spoel het oog met veel schoon water en, als irritatie optreedt, raadpleeg een arts.
In geval van accidentele ingestie, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd en de bijsluiter of het etiket te worden getoond. De hulpstof N-methylpyrrolidon (NMP) kan schadelijk zijn voor het ongeboren kind; daarom dienen vrouwen in de vruchtbare leeftijd zeer voorzichtig te zijn om zo blootstelling via morsen op de huid tijdens toepassing van het diergeneesmiddel te voorkomen. Als u zwanger bent, of denkt dat u misschien zwanger bent of als u dit probeert te worden, dient u dit diergeneesmiddel niet te hanteren.
Overige voorzorgsmaatregelen / Milieukenmerken
De combinatie van sulfamethoxazol en trimethoprim blijkt fytotoxische effecten op terrestrische planten te hebben. Mest van met dit diergeneesmiddel behandelde dieren kan toxische effecten op planten veroorzaken na verspreiding op het land. Dit risico kan verlaagd worden door te frequent en herhaald gebruik van dit diergeneesmiddel te vermijden.
Gebruik tijdens dracht, lactatie of leg
De veiligheid van het diergeneesmiddel is niet bewezen tijdens dracht, lactatie of leg. Uit laboratoriumonderzoek bij ratten uitgevoerd met trimethoprim zijn gegevens naar voren gekomen die wijzen op teratogene effecten bij hogere dosering dan de aanbevolen therapeutische dosering. Uit laboratoriumonderzoek bij konijnen en ratten uitgevoerd met de hulpstof N-methylpyrrolidon zijn gegevens naar voren gekomen die wijzen op teratogene, foetotoxische, maternotoxische en reproductietoxische effecten.
Interacties met andere geneesmiddelen (en andere vormen van interactie)
Niet combineren met andere diergeneesmiddelen.
Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen, antidota)
In kippen is het optreden van een acute overdosering onwaarschijnlijk omdat de vogels onwillig zullen zijn om het hoog geconcentreerde drinkwater te drinken (te bittere smaak bij meer dan 2 liter diergeneesmiddel per 1 000 liter drinkwater). Chronische overdosering in kippen zal leiden tot een sterk verlaagde water- en voeropname en vertraagde groei.
Onverenigbaarheden
Aangezien er geen onderzoek is verricht naar de verenigbaarheid, mag het middel niet met andere diergeneesmiddelen worden gemengd.